Quick scan regionale verdeling FES-toezeggingen

Door Kor Dwarshuis op 2006-06-23

Zie ook verdeling aardgasbaten

Omdat het niet meer online staat zet ik het hier neer:

Quick scan regionale verdeling FES-toezeggingen.

Leiden, 23 juni 2006

Rapport quickscan.pdf

Hieronder een rechtstreekse copy paste actie van de pdf (dus niet erg leesbaar, daartoe kun je het hierboven downloaden).


Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven IOO bv Quick scan regionale verdeling FES-toezeggingen Beknopte rapportage Leiden, 23 juni 2006 Schipholweg 13-15 Postbus 985 2300 AZ Leiden tel. 071 525 36 00 fax 071 525 36 01 website <www.IOO.nl> e-mail info@IOO.nl

Inhoud 1 Introductie 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Aanpak 1 2 Bereikbaarheid 5 2.1 Doelen 5 2.2 Maatregelen 6 2.3 Infrastructuurfonds 6 2.4 Investeringsimpuls 7 2.5 Samen Werken Aan Bereikbaarheid (SWAB) 7 2.6 Impulsbrief 8 2.7 Investeringsimpuls Regeerakkoord 8 2.8 Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) 9 2.9 Enveloppe Mobiliteit 9 2.10 Betuwelijn 9 2.11 HSL-zuid 10 2.12 Samenvatting bereikbaarheid 10 3 Vitaliteit Steden 12 3.1 Herstructurering bedrijfsterreinen 12 3.2 Natuur, milieu en stedelijke ontwikkeling 13 3.3 Bodemsanering in VINEX-locaties 13 3.4 Stadseconomie 14 3.5 Nieuwe Sleutelprojecten 15 3.6 Monumentenzorg 16 3.7 Stedelijke vernieuwing en lokale milieuhinder 16 3.8 Fonds Leefbaarheid 17 3.9 Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit 17 3.10 Samenvatting vitale steden 18 4 Milieu 20 4.1 Milieutechnologie 20 4.2 Sanering waterbodems 21 4.3 Overige NMP3-opties 22 IOO bv

4.4 Samenvatting milieu 22 5 Ruimtedruk en ruimtelijke kwaliteit 23 5.1 Glastuinbouw 23 5.2 Realisatie Ecologische Hoofdstructuur 23 5.3 Natte Natuur 24 5.4 Agrarisch natuur- en landschapsbeheer 24 5.5 Reconstructie/Kwaliteitsimpuls zandgronden 24 5.6 Samenvatting ruimtedruk en ruimtelijke kwaliteit 25 6 Kennis 26 6.1 ICT en Onderwijs 27 6.2 Technocentra 28 6.3 Hubertustunnel 29 6.4 Kennis, Onderzoek en Innovatie 30 6.5 MARIN 31 6.6 Samenvatting kennis 32 7 Conclusies 33 IOO bv

1 Introductie 1.1 Aanleiding In de Noordelijke provincies en bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) bestaat de indruk dat een belangrijk deel van de middelen van het Fonds economische structuurversterking (FES) ten goede komt aan de landsdelen buiten noordelijk Neder- land. Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland heeft het Insti- tuut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven gevraagd om empirisch vast te stellen in welke mate de middelen van het FES besteed wor- den in de drie noordelijke provincies. De inzichten uit de uitgevoerde quick scan kunnen gebruikt om de omvang van de specifieke impulsen voor Noord-Nederland (bijvoor- beeld Kompas voor het Noorden) af te wegen tegen de impuls die uitgaat van het FES voor Noord-Nederland. 1.2 Aanpak Focus op Fonds economische structuurversterking (FES) In de quick scan ligt de nadruk op de regionale verdeling van de pro- gramma’s, projecten en investeringen die gefinancierd worden uit het Fonds economische structuurversterking (FES). Dit is het belangrijk- ste fonds om de economische structuur in Nederland en van de Ne- derlandse regio’s te versterken. Als bron is gebruik gemaakt van het overzicht van de toezeggingen aan FES-middelen van 1994 tot en met 2004 in de begrotingstaat van het Fonds economische structuur- versterking voor het jaar 2006.1 In de FES-toezeggingen zijn voorfinancieringen, voorfinancieringen van private financieringen, FES-bruggetjes en prijscompensaties die niet zonder meer aan de afzonderlijke projecten toegerekend kunnen worden opgenomen. Deze toezeggingen (€ 1,9 miljard) zijn buiten beschouwing gelaten bij de regionale verdeling van de FES-middelen (tabel 1.1). De FES-brugmiddelen zijn investeringen die voorheen niet via het FES worden gefinancierd, maar wel aan de FES-criteria voldoen, en die alsnog via het FES gefinancierd gaan worden. Met de FES- bruggelden wordt de bijdrage uit de algemene middelen verlaagd. In de jaren 2002 en 2003 neemt de bijdrage uit het FES toe. In de jaren 2001, 2004 en 2005 neemt de bijdrage uit het FES af. 1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, 30 300, hoofdstuk D. nr. 2, blz. 7, 8 en 9. IOO bv 1

Tabel 1.1 FES-toezeggingen 1994-2005 Toezeggingen (datum toezegging) Totaal toezeggingen (87) Niet toegedeeld: − Bereikbaarheid voorfinanciering private financiering (18.12.00) − FES-brug 2000 (19.12.00) − Voorfinanciering SWAB (2.11.01) − FES-brug 2001 (2.11.01) − Voorfinanciering Geografische Informatie Systemen (GIS) (2.05.02) − Prijscompensatie tranche 2002 voor verschillende projecten (30.01.03) − FES-brug bevestiging 2003 (16.12.03) Subtotaal 1.936,8 Totaal Bron: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurver- sterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 7, 8 en 9. Regio-indeling De besteding van de projecten, programma’s en investeringen is toe- gedeeld aan de volgende vier gebiedsdelen van Nederland: − Noord: Groningen, Friesland en Drenthe; − Oost: Gelderland, Overijssel en Flevoland; − West: Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Zeeland; − Zuid: Noord-Brabant en Limburg. Voor de indeling is gebruik gemaakt van de indeling die het Centraal Bureau voor de Statistiek gebruikt. Bovenregionale besteding In een aantal gevallen kan niet eenduidig een regionale besteding van de FES-toezeggingen vastgesteld worden in de korte termijn die voor de quick scan beschikbaar is. Dit betreft voornamelijk de kennispro- jecten, de projecten van de drie ICES/KIS-tranches (excl. onder- wijs), de projecten en investeringen die via een tender worden verdeeld en middelen op het gebied van verkeer en vervoer die toe- gevoegd worden aan het Meerjarenprogramma infrastructuur en transport (MIT) of waarover door de Interdepartementale Commissie Ruimtelijke Economie (ICRE) besloten moet worden. In totaal is € 1,8 miljard (13% van het totaal) niet regionaal verdeeld. De ICES-KIS-projecten (exclusief onderwijs) bestaan uit samenwer- kingsrelaties van vele kennisinstituten, universiteiten en bedrijven die in het hele land zijn gevestigd. De waarheid wordt geweld aan ge- daan om alle ICES-KIS middelen regionaal toe te delen aan het pen- voerende instituut van het netwerk. Dan zou € 15,9 miljoen toegekend moeten worden aan bijvoorbeeld Connekt, Kenniscen- trum Verkeer en Vervoer, te Delft. Terwijl Connekt bestaat uit een IOO bv € miljoen 505,6 158,8 506,9 237,0 169,0 € miljoen 15.866,8 76,2 283,3 -/- 1.936,8 13.930,0 2

samenwerkingsverband van zeven funding partners (ECT Delta Ter- minal, Havenbedrijf Rotterdam, KPN, EZ, VWS, Siemens Neder- land en Vialis), vijf premium members (Heijmans Infrastructuur, Logica CMG, RDW, Schiphol Group, Twijnstra Gudde) en vijfen- veertig regular members die over het land zijn verdeeld en soms ook vele regionale vestigingen hebben (bijvoorbeeld Heijmans Infrastruc- tuur). Daarnaast zijn niet zozeer de partners in het netwerk van be- lang maar de tientallen projecten die uitgevoerd worden in het kader van verkeersmanagement, mobiliteitsmanagement goederen en mobi- liteitsmanagement personen. Van al deze projecten (Cybercars, vei- ligheidsnormen voor AGV’s, Distrivaart, stedelijke distributie in de retailketen, kennisalliantie mobiliteitsmanagement et cetera) is niet eenvoudig te achterhalen wie in welke mate deze projecten hebben uitgevoerd. In de quick scan hebben de onderzoekers per ICES-KIS-project niet kunnen achterhalen wat het financiële aandeel is van elke netwerk- partner. Om deze reden zijn de ICES-KIS-projecten bovenregionaal toegedeeld. Daarbij bestaat de indruk dat in de diverse ICES-KIS- projecten de Rijksuniversiteit Groningen relatief goed vertegen- woordigd is. Een aantal projecten is niet of nauwelijks regionaal toe te delen om- dat voor de selectie van de projecten een tenderprocedure wordt ge- volgd. De regionale verdeling van de projecten en budgetten is geheel afhankelijk van de kwaliteit van de voorstellen van alle aan- vragers in Nederland. De projecten van onder andere PROMT, SKB, SKO en Syntens worden geselecteerd via tenders. Deze projec- ten zijn in het overzicht ‘bovenregionaal’ toegedeeld. Wel is een re- levante vraag of in de selectie van de projecten geen criterium wordt gehanteerd (cluster- of agglomeratiekenmerken) die zorgt voor een systematische regionale selectiviteit. Van de eerste impulsen (1994 en 1998) in het kader van het Fonds economische structuurversterking op het gebied van verkeer en ver- voer is de regionale component niet makkelijk te bepalen. Deze in- vesteringsimpulsen zijn opgenomen in het MIT of worden uitgewerkt door de Interdepartementale Commissie Ruimtelijke Economie (ICRE).2 Leeswijzer De bestedingen van de FES-gelden wordt besproken voor de vijf in- vesteringsvelden van het Fonds economische structuurversterking. Het betreft de investeringsvelden en FES-thema’s: − bereikbaarheid (hoofdstuk 2), − vitaliteit steden (hoofdstuk 3), − milieu (hoofdstuk 4), − ruimtedruk en ruimtelijke kwaliteit (hoofdstuk 5), − kennis (hoofdstuk 6). 2 Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Fonds economi- sche structuurversterking voor het jaar 1996, Tweede Kamer, 1995-1996, 24 400 E, nr. 2, blz. 2; Vaststelling van de begrotingsstaten van het Fonds economische structuurverster- king voor het jaar 2003, Tweede Kamer, 2002-2003, 28 600 D, nr. 2, blz. 5. IOO bv 3

De investeringsvelden worden in de hoofdstukken 2 tot en met 6 be- sproken. In elk hoofdstuk wordt de regionale verdelende werking van de middelen per thema besproken. In hoofdstuk 7 worden de samenvattende conclusies getrokken over de verdeling van de midde- len. IOO bv 4

2 Bereikbaarheid 2.1 Doelen Met de uit het FES gefinancierde bereikbaarheidsmaatregelen wordt onder meer beoogd de bereikbaarheid en de leefbaarheid in Neder- land, en meer specifiek in de Randstad, te verbeteren.3 Als gevolg van de economische groei en de toegenomen mobiliteit is deze be- reikbaarheid onder druk komen te staan. Het gaat daarbij om het op- lossen van vraagstukken als: − hoe blijven de steden goed bereikbaar, − hoe wordt de bestaande infrastructuur beter benut, − hoe wordt gewaarborgd dat de mainports en greenports goed ver- bonden zijn met het internationale achterland, − hoe wordt bereikt dat meer vervoer via het openbaar vervoer en bij het goederenvervoer per spoor, de vaarwegen en het intermo- daal vervoer gaat, − hoe wordt het mogelijk gemaakt dat bij nieuwe woningbouw tij- dig openbaar vervoer beschikbaar is. Door de diverse bedragen per project en de diverse prijscompensaties samen te voegen ontstaat het volgende overzicht van FES- toezeggingen voor het thema bereikbaarheid (tabel 2.1). Tabel 2.1 FES-toezeggingen 1994-2005: bereikbaarheid (€ x mln.) Specificatie van toezeggingsbrieven (bereikbaarheid) Aan Voor projecten VenW Verkeer en vervoer (€ 2.079,6 verdeeld, 16.08.94) VenW Samen Werken Aan Bereikbaarheid (SWAB) VenW Betuweroute (BR) VenW Betuweroute en Hogesnelheidslijn VenW Hogesnelheidslijn (HSL) VenW Doorloop na 1998 van verkeer en vervoer projecten uit Investeringsimpuls 1994 VenW Impuls ruimtelijk economische structuur VenW Ondergronds Logistiek Systeem (OLS) VenW Expertisenetwerk Meervoudig Ruimtegebruik (EMR) VenW Verkeer & Vervoer, Impuls 1998 bevestiging 2003 VenW Enveloppe Mobiliteit (Strategisch Akkoord 2002) VenW Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) VenW Bereikbaarheidsimpuls 1998 VROM Impuls ruimtelijk economische structuur, ontsluiting Vinex-locatie Deventer – Colmschate Noord Totaal Bron: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurver- sterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 7, 8 en 9; bewerking IOO Met behulp van de informatie in de volgende paragrafen worden de toezeggingen voor bereikbaarheid verdeeld over de regio’s of boven- regionaal toegedeeld. 3 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 25 017, nr. 53 Bedrag x € mln. toezeggingen 1.767,7 549,3 645,9 1.832,8 1.010,3 830,4 873,3 4,1 15,9 604,5 1.476,0 1.012,3 148,8 11,3 10.782,6 IOO bv 5

2.2 Maatregelen Het pakket van bereikbaarheidsmaatregelen behelst de volgende on- derdelen:

  1. Investeringsimpuls 1994.
  2. Samenwerken aan Bereikbaarheid en Transport in Balans (SWAB/TIB),
  3. Impulsbrief 1998,
  4. Investeringsimpuls Regeerakkoord 1998,
  5. Bereikbaarheid en stedelijke ontwikkeling,
  6. Enveloppe Mobiliteit. Met de FES-middelen wordt het Infrastructuurfonds gevoed en de diverse projecten en investeringen worden mogelijk gemaakt door de FES-middelen en de reguliere middelen van het Infrastructuurfonds. 2.3 Infrastructuurfonds Het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) is een inhoudelijk samenhangend programma van infrastructuurprojecten, die zijn gerelateerd aan het mobiliteitsbeleid (hoofdwegen, hoofd- vaarwegen en spoorwegen) en het waterbeleid (waterkeren en water- beheren). De bekostiging van deze projecten vindt plaats vanuit het Infrastructuurfonds (IF). Het Infrastructuurfonds wordt voor het grootste deel gevoed door een bijdrage uit de begroting van Verkeer en Waterstaat (artikel 19) en daarmee uit de algemene middelen. Verder bestaat de voeding uit een bijdrage vanuit het Fonds economische structuurversterking (FES). In dit kader worden ondermeer bijdragen ontvangen voor de investeringsimpuls in het kader van het regeerakkoord, de Betuwe- lijn, de HSL-Zuid en het Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR). Tenslotte worden voor een aantal projecten ook kosten doorbere- kend aan andere departementen, lagere overheden, buitenlandse overheidsinstanties en de Europese Unie. Dit is het onderdeel ‘ove- rig’ in figuur 2.1. Figuur 2.1 Voeding Infrastructuurfonds 2000-2003 (€ x mld.) IOO bv 25 20 15 10 5 0 FES V&W Overig 6

In de jaren 2000 tot en met 2002 wordt het Infrastructuurfonds voor ongeveer eenderde gevoed vanuit de FES-middelen en voor het ove- rige gedeelte uit het reguliere budget van V&W (de algemene mid- delen). Een klein deel van de inkomsten is afkomstig uit overige inkomsten. 2.4 Investeringsimpuls 2.5 In de investeringsimpuls 1994 staat het oplossen van de grootste knelpunten in de hoofdinfrastructuur en de regionale/lokale infra- structuur - die zonder aanvullende financiële middelen niet binnen een redelijke termijn zouden kunnen worden opgelost - centraal. Tot en met 2004 is hiervoor vanuit het FES 2,8 miljard euro (inclusief prijscompensatie) beschikbaar gesteld. Hiervan is volgens planning het totale bedrag uitgeput. Volgens de verdeling uit de Voorjaarnota 1993, bedroeg de beschik- bare investeringsimpuls 1994 voor verkeer en vervoer (€ 1.767,7 mil- joen).4 Deze middelen zijn aan het MIT toegevoegd en met de beschikbare gegevens niet zonder meer toe te wijzen aan de regio’s, omdat de FES middelen niet als zodanig herkenbaar in het uitgaven- patroon van MIT te herleiden zijn. Als proxy indicator voor een ver- delingssystematiek hebben wij de regionale neerslag van MIT- middelen genomen, uit de periode waarin nog geen sprake was van grootschalige projecten zoals de Betuwelijn en de HSL. De regionale toewijzing bedraagt respectievelijk 55% voor het Westen, 3% voor het Noorden, 29% voor het Zuiden en 13% voor het Oosten. Samen Werken Aan Bereikbaarheid (SWAB) Samen Werken aan Bereikbaarheid (SWAB) beoogt sinds 1994 een verdere intensivering van het beleid uit het tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV II). Centraal hierbij staat het sneller, slim- mer en beter uitvoeren van de eerder geformuleerde beleidsvoorne- mens. Om dit te bereiken, is een investeringspakket samengesteld, dat ondermeer bestaat uit vraagbeïnvloedende maatregelen (zoals ver- voermanagement) en uit maatregelen gericht op de (versnelde) aanleg van infrastructuur (hoofdwegen, spoorwegen, regionale/lokale pro- jecten). Bij de hoofdwegen gaat het daarbij vooral om een verbete- ring van de achterlandverbindingen van de mainports. In Transport in Balans (TIB) is de nadruk gelegd op efficiënter en schoner wegvervoer, een verschuiving van wegvervoer naar minder milieubelastende vervoersmodaliteiten (spoor, binnenvaart, short sea), alsmede een verbetering van de bereikbaarheid van economische centra voor het goederenvervoer over de weg. Daarbij heeft het rijk ingezet op ondersteunend en stimulerend beleid. Het bedrijfsleven De investeringsimpuls bestaat voor 4,25 mld.gld. uit projecten in de sfeer van verkeer en vervoer, bodemsanering (500 mln. gld.) en kennisinfrastructuur (250 mln. gld.). Via de ver- houding 85%, 10% en 5% zijn de toezeggingen van € 2.071,5 over de thema’s verdeeld. Vaststelling begroting FES voor het jaar 1996, Tweede Kamer, 1995-1996, 24400, hoofd- stuk E, nr. 2. Bij de toezeggingen van 16.08.94 is de prijscompensatie van 20.12.01 toege- voegd. Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 7 en 8.Het totale bedrag aan FES-toezeggingen is € 2.079,6; hiervan is 85% is (€ 1.767,7 ) toegedeeld aan bereikbaarheid. 4 IOO bv 7

dient vooral ook zelf door technische innovaties, vernieuwing van logistieke concepten en efficiëntieverbetering een bijdrage te leveren aan de bereikbaarheid. Naast de middelen uit het Infrastructuurfonds is uit het FES voor SWAB en TIB in totaal 1,2 miljard euro (inclusief prijscompensatie) beschikbaar gesteld. Dit bedrag is ultimo 2000 uitgeput. Voor nog lopende (SWAB)-planstudieprojecten zijn geen FES-middelen meer beschikbaar. Bij Najaarsnota 1999 is ter vermindering van het destijds bestaande tekort in het FES ultimo 2010 besloten € 45,4 miljoen van deze uit- gaven niet meer uit het FES te financieren, maar ten laste van de al- gemene middelen te brengen. Het totaal binnen het FES geraamde bedrag van € 549,3 miljoen (inclusief prijsbijstelling) was ultimo 2000 helemaal besteed, waarmee dit project binnen het FES is afgesloten.5 De FES-toezeggingen ten behoeve van Samen Werken aan Bereik- baarheid (€ 549,3 miljoen) komen bijna volledig ten goede aan het westen van het land.6 2.6 Impulsbrief 2.7 5 6 7 Om vertragingen te voorkomen, heeft het kabinet in 1998 besloten om vervroegd een deel van de gereserveerde FES-middelen in te zet- ten voor bereikbaarheidsmaatregelen. Hierbij stond het oplossen van knelpunten in de bereikbaarheid van de mainports en de ontsluiting van een aantal VINEX-locaties centraal. Naast de middelen uit het Infrastructuurfonds is uit het FES tot en met 2007 € 888 miljoen be- schikbaar gesteld; waarvan eind 2004 € 761 miljoen was uitgeput. De concrete uitwerking van het pakket maatregelen vindt plaats via de Interdepartementale Commissie Economisch Structuurbeleid (ICES), later geheten de Interdepartementale Commissie Ruimtelijke Economie (ICRE). De onderzoekers hebben in het kader van de quick scan niet kunnen achterhalen op welke wijze de projecten re- gionaal toegedeeld kunnen worden.7 Om deze reden is de impuls volledig toebedeeld aan ‘bovenregionaal’. Investeringsimpuls Regeerakkoord De bereikbaarheidsmaatregelen uit het Regeerakkoord 1998 zijn gro- tendeels een intensivering van het beleid uit de voorgaande impulsen. Wel komt het accent meer te liggen op het stadsgewestelijk openbaar vervoer en de vitalisering van steden. De investeringsimpuls is opge- nomen in het zogenaamde ‘betonnen MIT’. Dit is een bestuurlijk Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Fonds economi- sche structuurversterking voor het jaar 2002, Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002. Het totaal aan FES-toezeggingen ten behoeve van SWAB bestaat uit + € 592,2 (12.01.99), -/- € 45,4 (21.12.99) en de prijscompensatie van + € 2,5 (21,02.01). Vaststelling van de be- grotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 8. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2003, Tweede Kamer, 2002-2003, 28 600 D, nr. 2, blz. 5. Zie ook de vaststelling van de begrotingsstaten van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2004, blz. 4. IOO bv 8

gedragen, inhoudelijk samenhangend, en tot en met 2010 financieel gedekt, programma van infrastructuurprojecten waarbij het rijk be- trokken is. Naast de middelen uit het Infrastructuurfonds is uit het FES tot en met 2010 € 5,49 miljard beschikbaar gesteld, waarvan in- middels € 932 miljoen is uitgeput. In totaal is een investeringspakket samengesteld van € 30,4 miljard. Deze middelen konden regionaal toegedeeld worden en vallen bijna volledig toe aan het westen van het land. 2.8 Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) Het Kabinet heeft zich in het licht van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad (2001) verplicht tot het realiseren van een snelle treinver- binding (rondje Randstad) tussen de vier grote steden in de Rand- stad. De middelen en toezeggingen komen volledig ten goede aan de Randstad. 2.9 Enveloppe Mobiliteit In het Strategisch Akkoord 2002 zijn extra middelen voor mobiliteit en bereikbaarheid uitgetrokken. Het grootste deel van deze middelen (60%, zijnde € 1.476 mln. tot en met 2010) is in het FES gereser- veerd. De middelen zijn toegezegd aan het ministerie van V&W voor de uitvoering van het Fileplan ZSM (Zichtbaar, Slim en Meetbaar, 2003). De uitvoering van het Fileplan Zichtbaar, Slim, Meetbaar heeft als doel voor 2007 een capaciteitsvergroting van de rijkswegen door de aanleg van 150 kilometer spitsstroken en 160 kilometer plusstroken. Het doel van het Fileplan ZSM is een vermindering van de filezwaar- te met minimaal dertig procent op plaatsen waar projecten als spits- stroken zijn uitgevoerd. Een groot deel (73%) van de projecten – uitgedrukt in budgettair be- slag - maakt onderdeel uit van het Bereikbaarheidoffensief Randstad (BOR). Er zijn twee benaderingen mogelijk. De eerste benadering is om al deze middelen toe te wijzen aan de Randstad omdat het doel is om de bereikbaarheid van de Randstad te verbeteren (73% van € 1,2 miljard). Een tweede benadering is om de middelen voor het offen- sief toe te delen aan de regio’s (West, Oost en Zuid) waar de feitelij- ke investeringen plaatsvinden. De tweede benadering gaat uit van de veronderstelling dat deze regio’s – naar rato van de investeringen in de regio - profiteren van de verbeterde verbinding met de Randstad. IOO heeft ervoor gekozen om de tweede benadering te volgen.8 2.10 Betuwelijn Begin 2007 wordt de Betuwelijn opgeleverd. Direct vanaf de start kunnen tien goederentreinen per uur over het traject rijden in beide richtingen. In zijn totaliteit kunnen vierhonderdtachtig treinen per 8 Bij de toerekening van de Betuwe spoorwegverbinding kiezen we juist voor een volledige toerekening aan het westelijk landsdeel, omdat er in feite sprake is van een achterlandver- binding voor het Rotterdamse havengebied. IOO bv 9

dag gebruik maken van de Betuwelijn. In de praktijk zullen in het begin ongeveer honderdvijftig treinen per dag rijden. Volgens de promotoren van de lijn zullen niet alleen de vervoerders en verladers van de nieuwe spoorlijn profiteren maar de hele Nederlandse eco- nomie. Omdat de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven verstrekt wordt, wordt de positie van Nederland als transport- en dis- tibutieland versterkt. De haven Amsterdam, havenbedrijf Rotterdam en Prorail zijn bereid de gezamenlijk exploitatie van de Betuweroute op te pakken. Omdat vooral de haven van Rotterdam en de havengebonden be- drijvigheid in Rijnmond profiteert van de Betuwelijn is deze investe- ring toegerekend aan het westen van het land.9 2.11 HSL-zuid Bij de HSL-Zuid is er zowel op het gebied van infrastructuur (infra- provider) als op het gebied van het vervoer sprake van een PPS- aanpak. In het Infraprovidercontract wordt het beschikbaar zijn van de nieuwe HSL-infra voor spoorvervoer en spoorgebruik tot 2030 geregeld. De private partij investeert en houdt de bovenbouw (rails, beveiliging, bovenleidingen, etc) in stand. Aan de HSL-lijn zijn vier stations gevestigd: Schiphol, Den Haag Centraal, Rotterdam Centraal en Breda. Op vijf locaties langs de HSL-Zuid sluit het HSL-spoor aan op bestaand spoor: Hoofddorp, Rotterdam-West, Rotterdam- Lombardijen, Zevenbergschenhoek en Breda. De investeringen voor de HSL-lijn Zuid uit FES zijn aan de regio’s toegedeeld naar rato van de tracélengte over het grondgebied. De to- tale tracélengte is 125 kilometer, waarvan ongeveer eenderde deel over niet-Randstedelijk grondgebied.10 2.12 Samenvatting bereikbaarheid De FES-middelen voor bereikbaarheid zijn voor 86% toegedeeld aan het westen van het land, voor 11% aan het zuiden, 3% aan het oosten en voor 6% ‘bovenregionaal’. Het aandeel van het noorden is nihil en voor het oosten verwaarloosbaar (tabel 2.2). 9 Het totaal aan FES-toezeggingen ten behoeve van de Betuweroute bestaat uit € 43,6 mln. (16.02.96), € 315,4 mln. (12.01.99) en de Betuweroutebevestiging 2003 van € 286,9 mln. (16,12.03). Daarnaast staat in het overzicht van toezeggingen nog een bedrag van € 1.832,8 mln. (20.12.96) voor zowel Betuweroute als Hogesnelheidslijn. Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 8 en 9. 10 Het totaal aan FES-toezeggingen ten behoeve van de Hogesnelheidslijn bestaat uit € 7,7 mln. (22.01.96), € 23,6 mln. (12.01.99), € 172,4 mln. (19.12.00), € 375,7 mln. (2.11.01) en de HSL-zuid bevestiging 2003 van € 430,9 (16,12.03). Daarnaast staat in het overzicht van toezeggingen nog een bedrag van € 1.832,8 voor zowel Betuweroute als Hogesnelheids- lijn. Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 8 en 9. IOO bv 10

Tabel 2.2 Regionale verdeling FES-toezeggingen 1994-2005 voor bereik- baarheid (€ x mln.) Aan Voor projecten toezegging West VenW Verkeer en vervoer (€ 2.079,6 verdeeld, 16.08.94) 1.767,7 972,2 VenW Samen Werken Aan Bereikbaarheid (SWAB) 549,3 545,7 VenW Betuweroute (BR) 645,9 645,9 VenW Betuweroute en Hogesnelheidslijn 1.832,8 1.832,8 VenW Hogesnelheidslijn (HSL) 1.010,3 676,9 VenW Doorloop na 1998 van verkeer en vervoer projecten uit 830,4 547,4 Investeringsimpuls 1994 VenW Impuls ruimtelijk economische structuur 873,3 862,1 VenW Ondergronds Logistiek Systeem (OLS) 4,1 4,1 VenW Expertisenetwerk Meervoudig Ruimtegebruik (EMR) 15,9 VenW Verkeer & Vervoer, Impuls 1998 bevestiging 2003 604,5 VenW Enveloppe Mobiliteit (Strategisch Akkoord 2002) 1.476,0 1.466,2 VenW Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) 1.012,3 1.012,3 VenW Bereikbaarheidsimpuls 1998 148,8 148,8 VROM Impuls ruimtelijk economische structuur, ontsluiting Vinex- 11,3 locatie Deventer – Colmschate Noord Totaal 10.782,6 8.714,4 Bron: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurver- sterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 7, 8 en 9; bewerking IOO De regionale verdeling van de FES-middelen over het thema bereik- baarheid is geheel anders dan de verdeling van de bevolking over de landsdelen (tabel 2.3). Tabel 2.3 Regionale verdeling van de FES-middelen voor bereikbaarheid (excl. bovenregionaal) en van de bevolking in procenten Landsdelen FES-middelen voor bereikbaarheid West 86 47 Noord - 10 Zuid 11 22 Oost 3 21 Totaal in procenten 100 100 Bron: Tabel 2.2. en Centraal Bureau voor de Statistiek, bevolking op 1 januari 2005. Door afrondingen kan het totaal niet optellen tot 100 procent Noord 53,0 Zuid Oost 512,6 229,8 3,6 333,4 283,0 11,2 9,8 11,3 1129,0 265,7 Boven regionaal IOO bv 53,0 15,9 604,5 620,4 Bevolking 11

3 Vitaliteit Steden Het investeringsthema Vitaliteit Steden heeft als doelstelling de eco- nomische structuur in de steden te versterken en de leefbaarheid in de steden te vergroten. Vitaliteit Steden behelst de volgende onder- delen: − herstructurering bedrijfsterreinen (EZ), − natuur, milieu en stedelijke ontwikkeling (EZ), − bodemsanering (VenW en VROM), − stadseconomie (EZ), − sleutelprojecten (VROM), − monumentenzorg (OCW, VROM), − stadsvernieuwing en lokale milieuhinder (VROM), − Fonds leefbaarheid (BZK), − BIRK (VROM). Niet alle onderdelen zijn precies te herleiden en te koppelen aan de FES-toezeggingen (tabel 3.1). Tabel 3.1 FES-toezeggingen 1994-2005: vitaliteit (€ x mln.) Specificatie van toezeggingsbrieven (vitaliteit) Aan Voor projecten EZ Herstructurering bedrijventerreinen VenW Bodemsanering (€ 2.079,6 verdeeld, 16.08.94) VROM Bodemsanering VROM Stichting Kennisontwikkeling en Kennistransfer Bodem (SKB) VROM Nieuwe Sleutelprojecten (NSP) VROM Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) VROM Nationaal Initiatief voor Duurzame Ontwikkeling (NIDO) TOTAAL Bron: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurver- sterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 7, 8 en 9; bewerking IOO Enkele belangrijke budgetlijnen uit het overzicht van de FES- toezeggingen worden hier verder toegelicht. 3.1 Herstructurering bedrijfsterreinen Voor de verdeling van de FES-impuls herstructurering bedrijventer- reinen is gebruikt gemaakt van de subsidieverdeling van de Tender investeringsprogramma's provincies (TIPP). De provincies Zuid- Holland, Noord-Brabant, Utrecht, Zeeland en Limburg hebben elk 15 miljoen gulden (€ 6,8 miljoen) subsidie gekregen voor de ontwik- keling en herstructurering van bedrijventerreinen. Gezamenlijk ont- vangen deze provincies 75 miljoen gulden (€ 34,03 miljoen).11 11 Website ministerie van Economische Zaken Bedrag x € mln. toezeggingen 47,7 208,0 137,3 15,9 339,9 172,0 12,7 933,5 IOO bv 12

Deze verdeling is gebruikt om de toezegging herstructurering bedrij- venterreinen met FES-middelen (€ 47,7 miljoen) over het westen (drie provincies) en over het zuiden (twee provincies) te verdelen. 12 3.2 Natuur, milieu en stedelijke ontwikkeling In de enveloppe Natuur, milieu en stedelijke ontwikkeling (2001) staat de tijdige beschikbaarheid van voldoende bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit centraal. Met betrekking tot deze doelstelling heeft het Ministerie van Economische Zaken achtereenvolgens twee subsidieregelingen ingesteld: − in 1996 de subsidieregeling STIREA, als opvolger van het Besluit uitkeringen bedrijfsomgeving stedelijke knooppunten; − In 2001 de subsidieregeling TIPP, als opvolger van STIREA. Vanaf 1996 tot en met 1999 konden projecten voor STIREA inge- diend worden welke door een commissie werden beoordeeld. Bij een positief advies is een subsidie toegezegd van maximaal € 3,4 miljoen per project. Voor de G4 is een afzonderlijk beleid gevolgd. In het kader van het Grotestedenbeleid zijn voor de vier grote steden inte- grale beleidsprogramma’s opgesteld waarvoor een afzonderlijk bedrag beschikbaar is gesteld. De projecten kunnen bestaan uit het herstruc- tureren en/of het ontwikkelen van een bedrijventerrein. Uit de evaluatie van de TIPP subsidieregeling, blijkt dat de provin- cies Noord-Brabant, Zuid-Holland, Utrecht en Limburg de meeste voorstellen gehonoreerd hebben gekregen. De provincie Friesland heeft geen gehonoreerde voorstellen. De provincies Drenthe en Fle- voland hebben geen investeringsprogramma’s ingediend. De provin- cie Drenthe heeft bewust geen investeringsvoorstellen ingediend, naar eigen zeggen vanwege de hoge kosten die gemaakt moesten worden en de lage kans op succes. De provincie Flevoland heeft naar eigen zeggen (nog) niet te maken met herstructureringsproblematiek. Het totale TIPP-budget voor vier jaar bedroeg 136 miljoen euro. Per investeringsprogramma is maximaal 6,8 miljoen euro toegekend. Op basis van de toegekende projectaanvragen is voor de regionale verde- ling van de FES-toezeggingen voor de herstructuering van bedrijfs- terrein de verdeling gevolgd 60% voor het westen (Utrecht, Zuid- Holland en Zeeland) en 40% voor het zuiden (Noord-Brabant en Limburg).13 3.3 Bodemsanering in VINEX-locaties Bij het programma Bodemsanering in VINEX-locaties (1994) staat de ondersteuning van het verstedelijkingsbeleid, zoals dat in VINEX- kader is opgezet, centraal. Bodemverontreiniging kan, veelal door 12 Het totaal aan FES-toezeggingen ten behoeve van de herstructurering bedrijventerreinen bestaat uit € 47,4 mln. (2.11.01) en € 0,3 mln. (30.01.03) prijscompensatie tranche 2002 Milieu en stedelijke ontwikkeling (Bedrijventerreinen). Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005- 2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 8. 13 Bron: Evaluatie van de beleidsinstrumenten voor bedrijfsterreinen: STIREA, TIPP DBT, eind- rapport, Berenschot 2004. IOO bv 13

een gebrek aan financiële middelen, voor een ernstige belemmering van de bouw van nieuwe woningen in Vinex-locaties zorgen. In de VINEX uitvoeringsconvenanten zijn derhalve afspraken gemaakt over de financiering van de bodemsanering. Sinds 1995 zijn jaarlijks aan provincies en een aantal grote gemeenten (de bevoegde overhe- den bodemsanering) middelen ter beschikking gesteld. Derden zijn zoveel mogelijk betrokken bij de financiering. Hetzij omdat deze derden een betrokkenheid hebben bij de veroorzaking van de ver- ontreiniging, hetzij omdat zij een belang hebben bij de ontwikkeling van de desbetreffende locatie. Voor de bodemsanering in Vinex- locaties was vanuit het FES een bedrag beschikbaar van 136 miljoen euro. In 2004 is het laatste deel daarvan uitgeput. De schatting is dat daarnaast de afgelopen tien jaar gemiddeld € 50 miljoen per jaar van- uit de reguliere bodemsaneringsmiddelen in VINEX-locaties is geïn- vesteerd. Vanaf 2005 zijn geen FES-middelen meer beschikbaar voor bodemsanering in Vinex/Vinac-gebieden. Dat betekent niet dat er geen opgave ten aanzien van bodemsanering meer is. De bodemsane- ring in deze gebieden zal echter in de komende periode gefinancierd moeten worden uit de reguliere middelen. De FES-toezeggingen voor de bodemsanering in VINEX-locaties en deels in spoorwegemplacementen zijn volledig toegedeeld aan het Westen. De grote post toezeggingen in de eerste FES-tranche, waar- binnen ook middelen zijn bestemd voor bodemsanering, is voor tien procent toegedeeld aan de bodemsanering in VINEX-locaties.14 3.4 Stadseconomie Bij Stadseconomie (1998) staat het bereiken van de volgende doel- stellingen in de G30 centraal: de realisatie van voldoende en geschikte werklocaties, het stimuleren van lokaal kansrijke sectoren en clusters en het verbeteren van het lokale ondernemingsklimaat. Hiervoor zijn met de G30 gemeenten afspraken gemaakt in convenanten over uit te voeren activiteiten die zijn benoemd in de goedgekeurde Meerjaren OntwikkelingsProgramma’s (2000–2004, 2005–2009) waarbij per stad een subsidie wordt toegezegd. In het Regeerakkoord 1998 is tot 2010 in totaal ruim 326 miljoen euro opgenomen. Voor de periode 2000–2004 is in de convenanten in totaal ruim 164 miljoen euro vastgelegd, waarvan ongeveer 67% voor fysieke en 33% voor niet-fysieke economie. Voor de periode 2005–2009 zal dit in totaal ruim 162 miljoen euro zijn, waarvan ongeveer: − 60 miljoen euro voor herstructurering bedrijventerreinen, − 21 miljoen euro voor innovatie, − 20 miljoen euro voor toerisme, 14 De investeringsimpuls bestaat voor 4,25 mld.gld. uit projecten in de sfeer van verkeer en vervoer, bodemsanering (500 mln. gld.) en kennisinfrastructuur (250 mln. gld.). Via de ver- houding 85%, 10% en 5% zijn de toezeggingen van € 2.071,5 over de thema’s verdeeld. Vaststelling begroting FES voor het jaar 1996, Tweede Kamer, 1995-1996, 24400, hoofd- stuk E, nr. 2. Bij de toezeggingen van 16.08.94 is de prijscompensatie van 20.12.01 toege- voegd. Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 7 en 8.Het totale bedrag aan FES-toezeggingen is € 2.079,6; hiervan is 10% is (€ 208,0 mln.) toegedeeld aan bodemsanering. IOO bv 14

− 24 miljoen euro voor starters. Het overige deel zal worden verdeeld over de thema’s; veilig onder- nemen, breedband, dienstverlening, bereikbaarheid, mismatch ar- beidsmarkt, administratieve lasten en enkele open doelstellingen. Omdat het thema ‘stadseconomie’ niet goed is te herleiden tot de FES-toezeggingen is aan de regionale verdeling verder geen aandacht besteed in de quick scan. 3.5 Nieuwe Sleutelprojecten De Nieuwe Sleutelprojecten (NSP) uit 1998 zijn gericht op de inte- grale ontwikkeling van de beoogde stationslocaties voor hoge snel- heidstreinen (HST) tot hoogwaardige, multimodale vervoersknooppunten en tot toplocaties voor wonen, werken en voorzieningen. Binnen het MIT 2004 is € 604 miljoen gereserveerd voor investerin- gen in de stations van de Nieuwe Sleutelprojecten en uit het FES is € 245 miljoen beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn bedoeld voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de stedelijke omgeving. Zoals omschreven in onderstaande figuur 3.1 is dit bedrag in 2000 indicatief verdeeld over de zes projecten. Figuur 3.1 Verdeling budget voor Nieuwe Sleutelprojecten (€ mln.) IOO bv 160 140 120 100 80 60 40 20 0 Verdeling van het beschikbare budget voor Nieuwe Sleutelprojecten (€ mln.) 139 54 49 45 25 25 Amsterdam Rotterdam Den Haag Utrecht Arnhem Breda Sinds 2000 heeft het Rijk voor de Nieuwe Sleutelprojecten ruim € 1,4 miljard gereserveerd. De financiële middelen zijn afkomstig uit het Fonds economische structuurversterking (FES) en het Meerjaren- programma Infrastructuur en Transport (MIT). Het FES-geld is be- doeld voor de ruimtelijke kwaliteit van de stedelijke omgeving. Het MIT-geld is bestemd voor de (basis)stations en infrastructuur van de Nieuwe Sleutelprojecten. De toezeggingen voor de Nieuwe Sleutel- projecten zijn toegedeeld aan de relevante landsdelen. 15

3.6 Monumentenzorg Bij Monumentenzorg (1998) staat de instandhouding van de cultuur- historische waarde van het nationale erfgoed door de restauratie van (grote) monumenten centraal. Investeren in monumenten draagt bij aan stedelijke vernieuwing en aan de vitaliteit van steden, bevordert het vestigingsklimaat en geeft een impuls aan toeristische functies. Monumentenzorg bestaat uit twee onderdelen: − monumenten in rijksbezit (VROM), − monumenten niet in rijksbezit (OCW). Monumenten in rijksbezit (VROM) In het Regeerakkoord 1998 is voor de periode 1999–2010 voor de monumenten in rijksbezit ongeveer 49,9 miljoen euro opgenomen. Tot en met 2004 is hiervan 23,2 miljoen euro uitgeput. Qua samen- stelling lag de verhouding binnen dit begrotingsartikel tussen de mid- delen afkomstig van het Regeerakkoord en de reguliere middelen op respectievelijk circa 60% en 40%. Monumenten niet in rijksbezit (OCW) Voor monumenten die niet in Rijksbezit zijn, is in het Regeerak- koord 1998 in totaal ruim 245 miljoen euro beschikbaar gesteld. De middelen zijn toegevoegd aan de volgende regelingen: − de subsidieregeling BRRM voor restauraties van rijksmonumen- ten (132 miljoen euro), − De Kanjerregeling als subsidieregeling voor zeer grote restauraties (45 miljoen euro), − Het Revolving Fund van het Nationale Restauratiefonds ten be- hoeve van de financiering van restauraties van woonhuismonu- menten (68 miljoen euro). Omdat de ‘monumentenimpuls’ niet goed is te herleiden tot de FES- toezeggingen is aan de regionale verdeling verder geen aandacht be- steed in de quick scan. 3.7 Stedelijke vernieuwing en lokale milieuhinder Bij Stedelijke vernieuwing en lokale milieuhinder (1998) staat het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat centraal. Hier- voor zijn net als bij stadseconomie in het kader van het Grote Steden Beleid met de G30 afspraken gemaakt in convenanten. Deze conve- nanten hebben een looptijd van vijf jaar (2005-2009). De maatrege- len hebben een voorwaardenscheppend of flankerend karakter ten aanzien van de stedelijke problematiek. Het gaat hier niet om een scherp afgebakend project maar om toevoeging aan programmafinan- ciering. Elke gemeente heeft zijn eigen programma naar zijn eigen behoefte ingevuld op basis van de totaal beschikbaar gestelde midde- len. In het Regeerakkoord 1998 is tot en met 2010 in totaal ruim € 1,1 miljard gereserveerd. Daarvan gaat ruim € 81 miljoen naar lokale milieuhinder. In totaal is op dit moment € 546 miljoen uitgeput. IOO bv 16

De investeringen in stedelijke vernieuwing en lokale milieuhinder zijn niet te herleiden tot de FES-toezeggingen of vallen buiten de be- schouwde tijdsperiode. 3.8 Fonds Leefbaarheid Bij het Fonds Leefbaarheid (1998) staat het verbeteren van de leef- baarheid en de veiligheid van de leefomgeving centraal. Hiervoor zijn wederom in het kader van het Grote Steden Beleid met de G30 af- spraken gemaakt in convenanten voor de periode 2000–2004 en 2005–2009. Voor de periode 2005–2009 maken de middelen deel uit van de BDU Sociaal, integratie en veiligheid. In het Regeerakkoord 1998 is tot 2010 in totaal ruim 217 miljoen euro opgenomen. Hier- van is tot en met 2004 ongeveer 88 miljoen euro uitgeput. Ook het Fonds Leefbaarheid is niet te herleiden tot de rubricering van de FES-toezeggingen (tabel 3.1). Aan de regionale verdeling is verder geen aandacht besteed. 3.9 Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (2001) is bedoeld ter ondersteuning van projecten op het gebied van sanering van onge- wenste ruimtelijke bestemmingen, externe veiligheidsprojecten en ruimtelijke kwaliteitsprojecten rond de aanleg van infrastructuur. In de afgelopen periode zijn vanuit BIRK middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van bijvoorbeeld de spoortunnel in Delft (€ 75 miljoen), spooremplacement Venlo (€ 5 mln.) en Hart voor Dieren (€ 10,7 mln.). In totaal zijn 27 projectvoorstellen toegelaten tot de uit- werkingsfase van BIRK met een gezamenlijk budget van ruim € 342 miljoen. Vier van de projecten zijn uitgevoerd in Noord-Nederland. De gezamenlijke waarde van deze projecten is ruim € 49 miljoen, of- tewel 14 procent van het totale gecommitteerde BIRK-budget. De FES-toezeggingen ten behoeve van BIRK zijn toegedeeld aan de vier landsdelen.15 Voor Noord-Nederland zijn de FES-toezeggingen ten behoeve van de BIRK-projecten € 24,8 miljoen. De relatie tussen de bestede BIRK-gelden en het inwoneraantal per regio vertoont een evenwichtig beeld. Noordelijk Nederland profi- teert verhoudingsgewijs het meest van deze gelden. 15 De toezeggingen bestaan uit tien posten: € 14,4 mln. (17.01.02), € 4,1 mln. prijscompensa- tie (30.01.03), -/- € 35,6 mln. VROM ombuiging via gereserveerde BIRK-middelen (11,12,03), € 0,6 mln. BIRK project Hasco (9.1.04), € 1,0 mln. BIRK project Bommeler- waard, € 14,4 mln. BIRK-project Renkumse beek (9.1.04), € 4,0 mln. BIRK-project Zalt- bommel (3.6.04), € 69,9 mln. (17,12.04), € 55,2 (17.12.04) en € 44,0 mln. (17.01.05) voor meerdere BIRK-projecten. (17.12.04). Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 9. IOO bv 17

Figuur 3.2 Regionale verdeling van het budget voor Nieuwe Sleutelpro- jecten en de bevolking 3.10 Samenvatting vitale steden De FES-middelen voor vitale steden zijn voor 80% toegedeeld aan het westen van het land, voor 3% aan het noorden, voor 9% aan het zuiden en voor 6% aan het oosten. Drie procent van de toezeggingen voor het thema vitale steden is als ‘bovenregionaal’ aangemerkt (tabel 3.2). Tabel 3.2 Regionale verdeling FES-toezeggingen 1994-2005 voor vitale ste- den (€ x mln.) Specificatie van toezeggingsbrieven (vitaliteit) Bedrag x € mln. West Aan Voor projecten toezeggingen EZ Herstructureringbedrijventerreinen 47,7 28,6 VenW Bodemsanering (€ 2.079,6 verdeeld, 16.08.94) 208,0 208,0 VROM Bodemsanering 137,3 137,3 VROM Stichting Kennisontwikkeling en Kennistransfer Bodem(SKB) 15,9 VROM Nieuwe Sleutelprojecten (NSP) 339,9 289,5 VROM Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) 172,0 79,1 VROM Nationaal Initiatief voor Duurzame Ontwikkeling (NIDO) 12,7 Noord 24,8 24,8 Zuid Oost Bovenregionaal 19,1 Totaal 47,7 208,0 137,3 15,9 339,9 172,0 12,7 933,5 IOO bv 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Noord-Nederland Oost-Nederland Bevolking (% ) W est-Nederland BIRK-aandeel Zuid-Nederland Regionale verdeling BIRK-gelden en de bevolking TOTAAL 933,5 742,5 25,2 25,2 38,8 29,4 83,0 54,6 15,9 12,7 28,6 Bron: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurver- sterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 7, 8 en 9; bewerking IOO De regionale verdeling van de FES-middelen over het thema vitale steden is anders dan de verdeling van de bevolking over de landsde- len (tabel 3.3). 18

Tabel 3.3 Regionale verdeling van de FES-middelen voor vitale steden (excl. bo- venregionaal) en van de bevolking in procenten IOO bv Landsdelen FES-middelen voor West 82 Noord 3 Zuid 9 Oost 6 Totaal in procenten 100 vitale steden Bevolking 47 10 22 21 100 Bron: Tabel 3.2 en Centraal Bureau voor de Statistiek, bevolking op 1 januari 2005. 19

4 Milieu Bij het investeringsthema milieu is sprake van een tweetal uiteenlo- pende programma’s: − Milieutechnologie (EZ, VROM), − Overige NMP3-opties (VROM). De thema’s zijn niet allemaal exact te herleiden tot de FES- toezeggingen. De volgende FES-toezeggingen zijn toegerekend aan het thema milieu. De omvang van dit thema is relatief beperkt (tabel 4.1). Tabel 4.1 FES-toezeggingen 1994-2005: milieu (€ x mln.) Specificatie van toezeggingsbrieven (milieu) Bedrag x € mln. toezeggingen 18,2 26,4 44,6 IOO bv Aan EZ VROM Totaal Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurver- sterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 7, 8 en 9; bewerking IOO 4.1 Milieutechnologie De doelstelling bij milieutechnologie (1998) is het bevorderen van samenwerking tussen bedrijven en publieke kennisinstellingen bij de ontwikkeling en toepassing van milieugerichte innovaties in het be- drijfsleven. Milieutechnologie bestaat uit twee onderdelen: − IS-regeling (EZ), − ProMT-regeling (VROM). IS-regeling Het Besluit Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten (IS-regeling) is op 1 januari 2004 in werking getreden en vervangt een aantal oude R&D regelingen waaronder de EET-regeling. Bij de IS-regeling staat de nationale en internationale samenwerking tussen bedrijven en pu- blieke kennisinstellingen en bedrijven onderling centraal. Bedrijven kunnen in het kader van de IS-regeling een subsidieaanvraag indie- nen voor R&D-samenwerkingsprojecten. De IS-regeling is een ten- derregeling waarbij de ingediende projectvoorstellen door een adviescommissie worden beoordeeld en gerangschikt op basis van vier gelijkwaardige criteria: technologische innovatie, economisch perspectief, samenwerking en duurzaamheid. Het beschikbare subsi- diebedrag wordt verdeeld in volgorde van rangschikking van de aan- vragen. Alleen de beste projectvoorstellen krijgen subsidie. De maximale subsidie voor een samenwerkingsproject bedraagt 2 miljoen euro. Binnen de IS-regeling is daarnaast ook nog een subsidie beschikbaar voor haalbaarheidsstudies. Deze mogelijkheid is bedoeld voor het MKB om de haalbaarheid te kunnen onderzoeken van een R&D- Voor projecten Economie Ecologie en Technologie (EET) Programma Milieutechnologie (ProMT) Bron: 20

samenwerkingsproject. Aanvragen voor deze projecten worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen. Hierbij geldt het selectieprincipe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Er is dus geen tender. De maximale subsidie voor een haalbaarheidsstudie be- draagt € 50.000. In totaal is voor deze regeling jaarlijks tot 2008 on- geveer € 95 miljoen uit FES-middelen beschikbaar. De projecten kunnen niet regionaal verdeeld worden of een regiona- le verdeling is niet betekenisvol vanwege de tenderprocedure. ProMT-regeling Bij het Programma Milieu & Technologie (ProMT-regeling) staat de concrete toepassing van milieugerichte innovaties (processen, produc- ten en diensten) in het bedrijfsleven, en dan met name het midden- en kleinbedrijf, centraal. Het programma kent de volgende twee on- derdelen: − subsidies voor demonstratieprojecten en marktintroductieprojec- ten; − kennisoverdracht en netwerkvorming. Voor het programma is tot en met 2006 in totaal € 26,4 miljoen be- schikbaar gesteld uit het FES.16 Hiervan is tot en met 2004 ruim € 10 miljoen uitgeput. Daarnaast wordt uit reguliere middelen jaarlijks on- geveer € 3,4 miljoen uitgegeven. De uitvoering van het programma kan verdeeld worden in drie perioden. De evaluatie van de regeling leert dat er in de periode 1997-2003 uit het beschikbare subsidiebudget 360 afgeronde projecten gerealiseerd zijn. De populariteit van de regeling blijkt uit het feit dat het be- schikbare budget 2,5 keer overvraagd is. Omdat er sprake is van cofi- nanciering (75%) heeft de regeling een totale omvang van € 100 miljoen innovatie-inspanningen opgeleverd binnen de deelnemende bedrijven. De rapportage biedt geen ingang om de bestede subsidiebedragen naar regio toe te wijzen. De verdeling van de gesubsidieerde projec- ten naar branche wijst op een belangrijke deelname bedrijven uit de voedings- en genotmiddelenindustrie, metaal- en elektrotechnische industrie, textiel en tapijtindustrie en chemische industrie. In mindere mate wordt er geparticipeerd vanuit de basismetaalindustrie, kunst- stof- en rubberverwerkende industrie, grafische industrie en papier- en kartonindustrie. 4.2 Sanering waterbodems Het algemene doel van de Sanering waterbodems (1998) is om een impuls te geven aan de aanpak van verontreinigde waterbodems. Daarbij worden de volgende deelprojecten onderscheiden: 16 De toezeggingen bestaan uit € 9,1 mln. (21.12.99), € 3,7 mln. (3.03.03) en € 13,6 mln. (16.12.03). Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurver- sterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 8 en 9. IOO bv 21

− Stort- en verwerkingscapaciteit (voor het uitbreiden van de lande- lijke bergingscapaciteit voor vervuilde baggerspecie die vrijkomt bij onderhoudsbaggerwerk en saneringen). − Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie (voor het stimule- ren van marktwerking voor het verwerken van baggerspecie). − Baggerplannen bebouwd gebied om enerzijds inzicht te krijgen in de baggeropgave in bebouwd gebied en anderzijds een impuls te geven aan de uitvoering daarvan.17 − Intensivering sanering waterbodems rijkswateren om het tempo van het saneren van ernstig en urgent verontreinigde waterbo- dems in rijkswateren te verhogen. − Programmering sanering regionale wateren om de wijze van pro- grammering van de sanering van ernstig en urgente verontreinigde waterbodems in de regionale wateren te versterken en een impuls te geven aan de uitvoering). In het Regeerakkoord 1998 is tot en met 2010 ruim 272 miljoen eu- ro beschikbaar gesteld voor de sanering van waterbodems. Alle mid- delen zijn vanaf 2002 toegewezen aan concrete projecten. Omdat de sanering van waterbodems niet goed is te herleiden tot de FES-toezeggingen is aan de regionale verdeling verder geen aandacht besteed in de quick scan. 4.3 Overige NMP3-opties De overige NMP3-opties (1998) bestaat uit de volgende onderdelen: − Klimaatbeleid/Reductie broeikasgassen; − Subsidieregeling sanering loden drinkwaterleidingen; − Aanvullend stikstofbeleid; − Nox en geluid. Van de projecten kon geen duidelijke relatie gelegd worden met de FES-toezeggingen en er is geen regionale verdeling voorgesteld. 4.4 Samenvatting milieu De FES-middelen voor milieu zijn voor honderd procent toegedeeld aan ‘bovenregionaal’ (tabel 4.2). Tabel 4.2 Regionale verdeling FES-toezeggingen 1994-2005 milieu (€ x mln.) Specificatie van toezeggingsbrieven (milieu) Bedrag x € mln. Aan Voor projecten toezeggingen EZ Economie Ecologie en Technologie (EET) 18,2 VROM Programma Milieutechnologie (ProMT) 26,4 West Noord Zuid Oost Bovenregionaal Totaal 18,2 18,2 26,4 26,4 44,6 44,6 IOO bv Totaal 44,6 Bron: ·Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurver- sterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 7, 8 en 9; bewerking IOO 17 Tweede Kamer, vergaderjaar 22004-2005, 25 017, nr. 53. 22

5 Ruimtedruk en ruimtelijke kwaliteit Het investeringsthema Ruimtedruk en kwaliteit bestaat uit de vol- gende projecten/programma’s: − Glastuinbouw (LNV) − Realisatie EHS (LNV) − Natte natuur (LNV) − Agrarisch natuurbeheer (LNV) − Reconstructie/kwaliteitsimpuls zandgronden (LNV) Slechts één FES-toezegging, namelijk het ICES/KIS-3 project ‘tran- sitie duurzame landbouw’ van € 30 miljoen van 18 maart 2004 was te herleiden tot het thema ruimtedruk en ruimtelijke kwaliteit. Dit pro- ject is bovenregionaal toegedeeld en gevoegd bij de ICES-KIS- projecten onder kennis (zie hoofdstuk 6). Voor een beter begrip van het themaveld ‘ruimtedruk en ruimtelijke kwaliteit’ worden de projecten en programma’s kort beschreven. 5.1 Glastuinbouw Bij het programma glastuinbouw (1998) staat het oplossen van de ruimteproblemen en de ruimtelijke herstructurering van de glastuin- bouw in met name het Westland en Aalsmeer e.o. centraal. Om de herstructurering van deze gebieden mogelijk te maken, is onder meer verplaatsing van bedrijven nodig vanuit de bestaande gebieden. Hier- toe heeft het rijk in de Nota Ruimte tien landbouwontwikkelingsge- bieden voor de vestiging van glastuinbouw aangewezen. Uit het Regeerakkoord 1998 is voor Glastuinbouw tot en met 2010 in totaal ruim € 113,4 miljoen beschikbaar gesteld. De Stidug- regeling is tot op heden twee keer opengesteld, eenmaal in 2000 en eenmaal in 2003. Zowel bij de eerste openstelling als bij de tweede is aan drie locaties een subsidie toegekend, voor een totaalbedrag van bijna 51 miljoen euro. 5.2 Realisatie Ecologische Hoofdstructuur De doelstelling van Realisatie Ecologische Hoofdstructuur (1998) is een tijdige realisatie van de beleidsdoelstellingen voor de grondver- werving voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In het kader van de uitgavenintensivering voor de EHS heeft het kabinet Balke- nende II afgesproken dat de grondverwerving voor de EHS in 2015 moet worden afgerond. De aangekochte gronden worden, na ver- werving en eventuele ruiling, doorgeleverd aan de eindbeheerder. In verreweg de meeste gevallen zijn dat de terreinbeherende organisaties Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten en de Provinciale Landschappen. Uit het Regeerakkoord 1998 is hiervoor tot en met 2010 € 444 miljoen beschikbaar gesteld. IOO bv 23

5.3 Natte Natuur De doelstelling van Natte Natuur (1998) is het creëren van een voor Nederland kenmerkende en hoog gewaardeerde natuur met recrea- tiemogelijkheden rond de steden. Uit het Regeerakkoord 1998 is tot en met 2010 ruim 343 miljoen euro beschikbaar, dit bedrag is verdeeld over de volgende deelprojec- ten: − Noord Nederland: realisatie beekherstel, herstel natte oeverlanden in Groningen, Friesland en Drente en Friese IJsselmeerkust pro- jecten (16 miljoen euro), − IJsselmeer: 3.000 ha natte natuur in het IJsselmeergebied te reali- seren door inrichting (deelbudget 78 miljoen euro), − Deltanatuur: 3.000 ha voornamelijk buitendijkse natuur in het Zuid-Hollandse Deltagebied te realiseren door grondverwerving en inrichting (141 miljoen euro), − Versnelling van het programma (ecologisch) herstel en inrichting rijkswateren: bijdrage uitvoering Haringvliet Kier en Doorlaat- middel Veerse Meer, optrekbaar maken van Maas en Rijn voor trekvissen en realiseren natuurvriendelijke oevers (98 miljoen eu- ro), − Zandmaas II (25 miljoen euro). 5.4 Agrarisch natuur- en landschapsbeheer Bij Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (1998) staat de aanleg, het herstel en behoud van natuur en landschap centraal, met als doel om het karakteristieke cultuurlandschap als belangrijke drager van woon- en werkmilieu in stand te houden en kwalitatief te verbeteren. Het programma bestaat uit drie onderdelen: − Landschapsbeheer: − Cultuurhistorie; − Groen in en om de stad. In het Regeerakkoord van 1998 is hiervoor voor de periode 1999– 2010 in totaal 77 miljoen euro opgenomen. 5.5 Reconstructie/Kwaliteitsimpuls zandgronden Reconstructie/kwaliteitsimpuls zandgronden (1998) heeft als doel het bevorderen van een goede ruimtelijke structuur van de concentratie- gebieden in Zuiden Oost-Nederland. In het Regeerakkoord 1998 is hiervoor tot en met 2010 € 363 mil- joen opgenomen. Deze middelen zijn verdeeld over de volgende regelingen: − Uitvoering van de Reconstructiewet en pilots reconstructie; − Regeling Bedrijfsbeëindiging en Verplaatsing Varkenshouderijbe- drijven; − Regeling Beëindiging Veehouderijtakken; − Herstructurering melkveehouderij. IOO bv 24

5.6 Samenvatting ruimtedruk en ruimtelijke kwaliteit De FES-toezegging en het ICES-KIS-3 project ‘transitie duurzame landbouw’ uit 2004 van € 30 miljoen kan niet regionaal toegedeeld worden. Daarom is dit project toegedeeld aan ‘bovenregionaal’ en gevoegd bij de ICES-KIS projecten onder het thema ‘kennis’. IOO bv 25

6 Kennis In een kenniseconomie wordt de mate waarin welvaart wordt voort- gebracht voor een belangrijk deel bepaald door de kwaliteit en pro- ductiviteit van onderwijs, wetenschap en technologie. Essentieel daarbij zijn de kwaliteit van de beroepsbevolking, de kwaliteit van en de vernieuwing in het wetenschappelijk onderzoek, maar ook de ma- te waarin dat onderzoek wordt geabsorbeerd door innoverende on- dernemingen in competitieve markten. Het pakket Kennis bestaat uit de volgende onderdelen: − ICT en Onderwijs(OCW), − Technocentra (OCW), − Hubertustunnel (V&W), − Kennis, Onderzoek en Innovatie (EZ, OCW), − Kenniswijk (EZ), − MARIN (meerdere departementen). Uit de FES-toezeggingen zijn de volgende programma’s en investe- ringen toegerekend aan ‘kennis’ (tabel 6.1). Tabel 6.1 FES-toezeggingen 1994-2005: kennis (€ x mln.) IOO bv Bedrag x € mln. toezeggingen 27,2 45,4 EZ Gigaport 64,4 EZ Kennis, onderzoek en innovatie 238,7 EZ Regeling Kennis Experimentele Faciliteiten 11,3 EZ SOS-Regeling 45,4 LNV Ketennetwerken, Clusters en ICT (KLICT) 13,2 LNV Agro ketenmanagement 13,6 OCW Mainport Rotterdam en MIBITON 20,4 OCW Wetenschap en Technologie Centrum Watergraafsmeer 13,6 OCW Biomade 6,8 OCW Kaderregeling Technocentra 45,4 OCW Delfts Cluster 19,1 OCW ICT en Onderwijs 491,6 OCW Kennis, onderzoek en innovatie 119,3 VenW LWI, transporttechnologie, ondergronds bouwen (€ 2.079,6 verdeeld, 16.08.94) 104,0 VenW Connekt, Kenniscentrum Verkeer en Vervoer 15,9 VenW Kenniswijk Eindhoven 45,7 VenW Hubertustunnel 28,4 OCW ICES/KIS-3-projecten: onderwijs 248,9 divers ICES/KIS-3-projecten: overig 551,1 Specificatie van toezeggingsbrieven (kennis) Aan Voor projecten EZ HPCN en NOBIS EZ MARIN Totaal Bron: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurver- sterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 7, 8 en 9; bewerking IOO De belangrijkste onderdelen worden hieronder nader toegelicht. 2.169,4 26

6.1 ICT en Onderwijs Bij ICT en Onderwijs (1997) staat een doeltreffend gebruik van In- formatie en Communicatie Technologie (ICT) in het Nederlandse onderwijs centraal. ICT en Onderwijs is een structurele voorziening en kent de volgende instrumenten: − een ICT-vergoeding voor de scholen; de scholen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwas- seneneducatie krijgen jaarlijks een lumpsum vergoeding voor hun (onderwijs-) taken. − Stichtingen Kennisnet en ICT op School; de stichting Kennisnet stelt zich tot doel om de potentie van ICT voor het onderwijs- maximaal te benutten (o.a. door aanbod te organiseren en te faci- literen en het aanbieden van content). Het ministerie subsidieert daarnaast een aantal centrale voorzieningen en projecten in het kader van de toegankelijkheid van content, dien- sten en ondersteuning. Het programma wordt deels gefinancierd uit de onderwijsbegroting en deels uit het FES. Uit het FES is tot en met 2010 ruim € 467 miljoen beschikbaar gesteld, waarvan circa € 250 miljoen is uitgeput. In totaal is in de periode 1997–2004 ruim € 1,5 miljard geïnvesteerd in ICT en Onderwijs. Het merendeel van deze middelen (circa 80%) is direct toegekend aan de scholen, voor inves- teringen in hardware en software, en om de voorwaarden te creëren om de apparatuur effectief te benutten. De doelstellingen zijn gedu- rende de looptijd van het programma aangescherpt. Van de brede in- troductie van ICT in het onderwijs, via ICT als doel tot, ICT als middel om te leren en om onderwijsvernieuwing en kwaliteitsverbe- tering vorm te geven. Het in de overzichtstabel opgenomen vermelde bedrag (491 mln. eu- ro) betreft de investeringen voor 1999 en 2000.18 Voor de gehele pe- riode 1999-2005 is het bedrag € 1.900 miljoen. In percentage omgerekend is de verdeling van middelen als volgt (tabel 6.2).19 18 Het bedrag van € 491,6 mln. aan FES-toezeggingen is opgebouwd uit ICT en Onderwijs van € 467,4 mln. (18.12.00), uit prijscompensatie ICT en Onderwijs (impuls 2001) van € 21 mln. (2.11.01) en uit prijscompensatie tranche 2002 Kennis (ICT en Onderwijs) van € 3,2 mln. (30.01.03). 19 Subsidieregeling ICT in het onderwijs, Uitleg Gele Katern nr. 26, blz. 37, 2001; Uitleg Gele Katern nr. 25, blz. 8, 2001; OCW (2003) beleidsnota Leren met ICT 2003-2005; OCW (2004) Voortgangsrapportage ICT in het onderwijs. IOO bv 27

Tabel 6.2 Verdeling ICT budget in percentages Regio West Noord Zuid Oost Bovenregionaal Totaal Aandeel FES middelen 31% 10% 16% 17% 25% 100% Bron: Subsidieregeling ICT in het onderwijs, Uitleg Gele Katern nr. 26, pag. 27, 2001 6.2 Technocentra De vijftien Technocentra (2000) werken aan versterking en vernieu- wing van de regionale kennisinfrastructuur binnen de technische sec- tor en aan verbetering van de aansluiting tussen technisch beroepsonderwijs en bedrijfsleven in de regio. De activiteiten beogen het realiseren van één of meer van de onderstaande doelstellingen: − Het versnellen van circulatie, diffusie en toepassing van kennis tussenonderwijsinstellingen, ondernemingen en anderen; − Gezamenlijke benutting van hoogwaardige en moderne appara- tuurvoor opleiding en scholing; − Een effectieve en efficiënte aansluiting van technisch beroepson- derwijs op de opleidingsbehoeften van de arbeidsmarkt. De Kaderregeling Technocentra is aangepast in 2001 en 2003. De laatste kaderregeling Technocentra bestrijkt de periode 2006-2010.20 Het gehele subsidiebedrag voor de periode 1999-2010 is € 90,6 mil- joen. Tabel 6.3 Verdeling gelden Kaderregeling Technocentra in percentages IOO bv Regio West Noord Zuid Oost Totaal Aandeel FES middelen 47% 0% 20% 33% 100% Bron: Staatscourant 2001, nr. 238, blz. 9; Staatscourant 2003, nr. 170, blz. 12; Staatscourant 2006, nr. 50. De veertien gesubsidieerde technocentra ontvingen een gelijke basis- subsidie van € 1,0 miljoen voor 2004 en 2005. Daarnaast wordt een bedrag van € 3,7 miljoen als speerpuntsubsidie verdeeld op basis van speerpuntplannen (projectmatig, aanvullend tot een maximum pla- 20 Staatscourant 2001, nr. 238, blz. 9; Staatscourant 2003, nr. 170, blz. 12, en Staatscourant 2006, nr. 50. 28

fond). De FES-toezeggingen bedragen € 45,4 miljoen; deze toezeg- gingen zijn regionaal verdeeld.21 De ICES/KIS-3 projecten ten behoeven van het onderwijs zijn on- derdeel van het wetenschapsbeleid.22 Projecten komen terecht bij re- searchcentra van universiteiten. Derhalve hebben wij er voor gekozen de verdeling van het wetenschapsbudget als verdeelsleutel te nemen. Aanspraak op middelen is alleen mogelijk is bij 60% medefi- nanciering met eigen middelen. Tabel 6.3 Verdeling ICES/KIS 3 onderwijs gelden in percentages IOO bv Regio West Noord Zuid Oost Totaal Aandeel FES middelen 58% 10% 14% 19% 100% De overige ICES-KIS-projecten (inclusief het ICES-KIS-project ‘transitie duurzame landbouw’) zijn als bovenregionaal gekenschetst.23 6.3 Hubertustunnel De doelstelling van de innovatie tunnelboormethode (ITM) was aan- vankelijk het ontwikkelen van een efficiënte tunnelbouwmethode voor slappe grond met een lagere prijs per kilometer tunnel (2000). Mede op grond van technische risico-overwegingen is de aanleg van de Hubertustunnel in Den Haag als proefproject voor ITM aangewe- zen. De volledige FES-toezegging is derhalve aan het westen toege- rekend. Voor de eerste praktijktoepassing van de ITM is vanuit het FES in totaal € 28,4 miljoen beschikbaar gesteld.24 Ondanks dat de werkelijk betaalde en gemaakte kosten van de ITM door het ministerie van Verkeer en Waterstaat lager uitvallen (€ 11,4 miljoen) is het bedrag van de toezegging regionaal verdeeld omdat anders de tabeltotalen niet meer zouden kloppen. 21 De FES-toezeggingen bestaan uit € 18,2 mln. voor de kaderregeling Technocentra (15.10.99) en de toezegging Technocentra van € 27,2 mln. (14.07.03). Het totaal bedraagt € 45,4 mln. Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurverster- king voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 8 en 9. 22 De FES-toezegging van 11.12.03 aan OCW voor € 248,9 miljoen. Vaststelling van de be- grotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 9. 23 Het betreft de ICES/KIS-3 projecten van VWS van € 44,8 mln. (11.12.03), van VROM van € 90 mln. (11.12.03), van V&W van € 30 mln. (11.12.03), van EZ van € 308,9 mln. (11.12.03), van V&W van € 30 mln. (18.3.04) voor de transitie duurzame mobiliteit, van LNV van € 30 mln. (18.3.04) voor de transitie duurzame landbouw, en van VROM van € 10 mln. (18.3.04) voor systeeminnovaties. Het totaal van de toezeggingen is € 551,1 miljoen. Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 8 en 9. 24 Het betreft de oorspronkelijke toezegging van € 27,4 mln. (21.02.01) en de prijscompensa- tie van € 1 mln. (20.12.01). Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 8. 29

6.4 Kennis, Onderzoek en Innovatie Kennis, Onderzoek en Innovatie (2001) bestaat uit de volgende on- derdelen: − Kennis, onderzoek en Innovatie (EZ) − De Vernieuwingsimpuls (OCW) Kennis, Onderzoek en Innovatie Kennis, Onderzoek en Innovatie is gericht op de determinanten ken- nisontwikkeling, kennisoverdracht, kennistoepassing, innovatief on- dernemerschap, scholing en onderwijs. De instrumenten zijn in de volgende zes actielijnen gebundeld: − Vraaggestuurd en innovatiegericht fundamenteel-strategisch on- derzoek (o.a. projecten op terreinen van genomics/bio- informatica, micronanotechnologie, embedded software, Elektro- magnetische vermogenstechniek); − Investeren in kennisontwikkeling (IOP’s); − Concurreren met ICT-competenties(projecten gericht op baan- brekende applicatieprojecten, flankerend CIC-beleid, halfgeleider- technologie MEDEA); − Kennisoverdracht MKB (o.a. Syntens, Innovatienet en kennis- overdrachtregelingen SKB en SKO); − Technostartersclusters; − Investeren in arbeid en onderwijs (o.a. Scholingsimpuls, Arbeids- radar). De looptijd van de impuls is van 2001 t/m 2010. De in het kader van de zes actielijnen gestarte projecten hebben doorgaans kortere loop- tijden. Het totale budget voor de impuls bedraagt ruim 527 miljoen euro. Hiervan is ruim 239 miljoen euro beschikbaar gesteld uit het FES.25 Tot en met 2004 is hiervan in totaal € 123,6 miljoen uitgeput. Dit uitgavenpatroon betekent een (lichte) versnelling t.o.v. de oor- spronkelijke raming. De regionale verdeling kon niet vastgesteld worden en derhalve is het hele bedrag van de FES-toezegging ‘bo- venregionaal’ toegedeeld. Kennis, Onderzoek en Innovatie: Vernieuwingsimpuls Het doel van de Vernieuwingsimpuls is vernieuwing van onderzoek door talentvolle onderzoekers kans en te bieden. Om de vergrijzing een halt toe te roepen en jonge onderzoekers een aantrekkelijker per- spectief te bieden op een carrière in de wetenschap, richt de ver- nieuwingsimpuls zich sinds 2002 op het persoonsgericht stimuleren van onderzoekers in de verschillende fasen van hun carrière. De vernieuwingsimpuls nieuwe stijl is gesplitst in drie subsidievor- men: − Voor de pasgepromoveerde veelbelovende onderzoeker (veni); 25 De FES-toezegging van € 238,7 mln. bestaat uit de oorspronkelijke toezegging van € 237,1 mln. (2.11.01) en de prijscompensatie tranche 2002 van € 1,6 mln. (30.01.03). Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 8. IOO bv 30

− De postdoc die heeft aangetoond zelfstandige ideeën te genereren en tot ontwikkeling te brengen (vidi); − De meer ervaren onderzoekers die in staat wordt geacht een ver- nieuwende onderzoeksgroep op te kunnen zetten (vici). Voor de periode 2001 t/m 2010 is € 117 miljoen aan FES-middelen beschikbaar gesteld. Hiervan was in 2004 inmiddels ruim € 61 mil- joen uitgeput. In totaal is voor de Vernieuwingsimpulsen budget van € 273,9 miljoen beschikbaar. In de lijst aan FES-toezeggingen is € 119,3 miljoen opgenomen.26 Dit bedrag is regionaal toegedeeld. 6.5 MARIN Het kabinet is akkoord gegaan met het voorstel van minister Wijers van Economische Zaken, mede namens de ministers van Verkeer en Waterstaat en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Defensie en Financiën, om honderd miljoen gulden beschikbaar te stellen uit het Fonds Economische Structuurversterking aan het MARIN om de testfaciliteiten te vernieuwen en te moderniseren. Op 16 juli 1996 heeft de secretaris generaal van het Ministerie van Economische Za- ken mr. L.A. Geelhoed aan het MARIN te Wageningen een brief overhandigd waarin het MARIN een bijdrage van 100 miljoen gul- den in het vooruitzicht wordt gesteld voor de moderniseringen en vernieuwingen van de testfaciliteiten. Het Maritiem Research Insti- tuut Nederland (MARIN) te Wageningen is een toonaangevend in- stituut dat onderzoek en ontwikkeling verricht voor belangrijke delen van de maritieme sector waaronder scheepswerven, reders, ma- rines uit diverse landen, de offshore industrie en dienstverlenende in- stellingen binnen de maritieme sector. Het MARIN beschikt daartoe over testfaciliteiten op het gebied van de hydrodynamica, waaronder een aantal bassins waarin de testen worden uitgevoerd. MARIN is wereldwijd werkzaam en kan opdrachten verwerven voor het opti- maliseren van het scheepsontwerp, bouw en gebruik van schepen en offshore constructies. Als Groot Technologisch Instituut (GTI) ver- vult het MARIN een centrale rol binnen de maritieme onderzoek- wereld. De installaties waarin de testen worden uitgevoerd zijn echter sterk verouderd, waardoor op de korte termijn de levensvatbaarheid van dit Centre of Excellence in gevaar dreigde te komen. Met de be- schikbaarstelling van 100 miljoen gulden is MARIN in staat deze verouderde installaties te vernieuwen, waardoor de aanwezige kennis behouden kan worden en tegelijkertijd gebruik kan worden gemaakt van de allernieuwste technologie. Omdat heel Nederland en alle maritieme bedrijven in Nederland profiteren van het kennisinstituut MARIN en de testfaciliteiten van 26 Bestaande uit de toezegging van € 113,4 mln. (18.12.00) en tweemaal prijscompensatie. Ten eerste van € 5,1 mln. (2.11.01) en ten tweede van € 0,8 mln. (30.01.03). Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 8. IOO bv 31

MARIN zijn de FES-middelen voor MARIN als bovenregionaal in- gedeeld. 6.6 Samenvatting kennis De FES-middelen voor kennis zijn voor 25% toegedeeld aan het westen van het land, voor 4% aan het noorden, voor 10% aan het zuiden en voor 7% aan het oosten. Terwijl 54% van de toezeggingen voor het thema kennis is als ‘bovenregionaal’ aangemerkt (tabel 6.4). Tabel 6.4 Regionale verdeling FES-toezeggingen 1994-2005 voor kennis (€ x mln.) IOO bv Specificatie van toezeggingsbrieven (kennis) Aan Voor projecten Bedrag x € mln. West Noord Zuid Oost toezeggingen Bovenregionaal Totaal 27,2 27,2 45,4 45,4 64,4 238,7 238,7 11,3 11,3 45,4 45,4 13,2 13,6 13,6 20,4 13,6 6,8 45,4 19,1 121,8 491,6 119,3 104,0 104,0 15,9 15,9 45,7 28,4 248,9 551,1 551,1 1.174,3 2.169,4 EZ HPCN en NOBIS EZ MARIN 45,4 EZ Gigaport 64,4 64,4 EZ Kennis, onderzoek en innovatie 238,7 EZ Regeling Kennis Experimentele Faciliteiten 11,3 EZ SOS-Regeling 45,4 LNV Ketennetwerken, Clusters en ICT (KLICT) 13,2 13,2 LNV Agro ketenmanagement 13,6 OCW Mainport Rotterdam en MIBITON 20,4 20,4 OCW Wetenschap en Technologie Centrum Watergraafsmeer 13,6 13,6 OCW Biomade 6,8 6,8 OCW Kaderregeling Technocentra 45,4 21,2 OCW Delfts Cluster 19,1 19,1 OCW ICT en Onderwijs 491,6 155,1 OCW Kennis, onderzoek en innovatie 119,3 69,2 VenW LWI, transporttechnologie, ondergronds bouwen (€ 2.079,6 verdeeld, 16.08.94) 104,0 VenW Connekt, Kenniscentrum Verkeer en Vervoer 15,9 VenW Kenniswijk Eindhoven 45,7 VenW Hubertustunnel 28,4 28,4 OCW ICES/KIS-3-projecten: onderwijs 248,9 142,9 divers ICES/KIS-3-projecten: overig 551,1 27,2 48,3 13,1 24,6 92,9 9,1 15,1 81,3 85,1 28,6 8,4 45,7 34,5 46,8 Totaal 2.169,4 534,3 212,4 155,4 Bron: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurver- sterking voor het jaar 2006, Tweede Kamer, 2005-2006, 30 300 hoofdstuk D, nr. 2, blz. 7, 8 en 9; bewerking IOO De regionale verdeling van de FES-middelen over het thema kennis volgt redelijk de verdeling van de bevolking over de landsdelen (tabel 6.5). Tabel 6.5 Regionale verdeling van de FES-middelen voor vitale steden (excl. bo- venregionaal) en van de bevolking in procenten Landsdelen FES-middelen voor kennis West 54 47 Noord 9 10 Zuid 21 22 Oost 16 21 Totaal in procenten 100 100 Bron: Tabel 6.4 en Centraal Bureau voor de Statistiek, bevolking op 1 januari 2005. Bevolking 32

7 Conclusies Vooral door de verkeer- en vervoersprojecten die met FES-middelen gefinancierd worden, is er scheve verdeling van de FES-middelen over de landsdelen in vergelijking met de verdeling van de bevolking over de landsdelen (figuur 7.1). In Noord-Nederland is 10 procent van de bevolking woonachtig, terwijl 1% van de FES-middelen (excl. de bovenregionale middelen) neerslaan in Noord-Nederland. De zelfde scheve verdeling doet zich in dezelfde mate voor in Oost- Nederland (21% van de bevolking en 2% van de FES-middelen). Iets minder scheef is de verdeling voor Zuid-Nederland (22% van de be- volking en 9% van de FES-investeringen). Voor het westen van het land is het omgekeerde het geval. Terwijl in West-Nederland 47% van de bevolking woonachtig is, vindt 88% van de FES-investeringen (excl. bovenregionaal) in dit deel van het land plaats. Figuur 7.1 Regionale verdeling FES-toezeggingen 1994-2005 en bevol- king 2005 IOO bv 100% 80% 60% 40% 20% 0% Regionale verdeling FES-toezeggingen en bevolking N o o r d - N e d e r l a n d O o s t - N e d e r l a n d W e s t - N e d e r l a n d Zu i d - N e d e r l a n d Bevolking (%) FES-aandeel 33